Cholesterol is een vettige stof die belangrijk is voor ons menselijk lichaam. Het bouwt namelijk onze celwanden op, vormt vitamines en hormonen en maakt daarnaast belangrijke galzuren aan.
Om zich door het lichaam te kunnen verplaatsen is cholesterol afhankelijk van een transporter; een vet-eiwit (lipoproteïne).
Als het zich heeft gebonden kunnen we grofweg twee soorten cholesterol onderscheiden waar bij de indeling en samenstelling wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid eiwitten (proteïnen) en vetten;
- High-Density-Lipoproteïnen (HDL)
- Low-Density-Lipoproteïnen (LDL)
High-Density-Lipoproteïnen wordt ook wel het goede cholesterol genoemd. Deze stof behoort tot de groep van de zogenaamde lipoproteïnen (vet-eiwitten) die het transport van cholesterol in het lichaam verzorgt. HDL-cholesterol wordt ‘goed’ cholesterol genoemd, omdat het cholesterol dat zich in het HDL-deeltje bevindt uit het bloed verwijderd wordt via de lever.
Het is daarom belangrijk om voldoende HDL cholesterol in je bloed te hebben om zo risico op hart- en vaatziekten te verminderen.
Hoe wordt HDL cholesterol getest?
- Veneus (Bloed uit een ader)
Er wordt een buisje bloed afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen, wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken.
Hierdoor zal de ader zich gaan bollen.In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen.
De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd. Vaak mag je voorafgaand aan de bloedtest 12 uur niets eten of drinken. Dit wordt van te voren verteld.
- Prikmeting (Bloed uit een vingertop)
Er wordt met een scherp naaldje een gaatje geprikt in de top van een van de vingers. De druppel bloed die daarbij vrijkomt wordt opgevangen in een buisje of een teststrip. Hoe warmer de handen zijn, hoe makkelijker het bloedprikken gaat. Het naaldje wordt maar een keer gebruikt en daarna vernietigd.
Waarom wordt deze test gedaan?
De HDL-cholesteroltest wordt met name gebruikt om het risico op hart- en vaatziekten vast te kunnen stellen. Meestal gebeurt dat in combinatie met onderzoek naar andere lipiden (vetachtige stoffen).
Naast de HDL-cholesterol zullen daarbij ook LDL-cholesterol, het totaal cholesterolgehalte en triglyceriden worden bepaald. Om het onderzoek naar alle vetten goed te kunnen uitvoeren en een goede risico-inschatting te kunnen maken is het belangrijk dat het bloed afgenomen wordt als de persoon nuchter is.
Dit houdt in dat er in de 12 uur voor het bloedprikken niet gegeten of gedronken mag worden. Dit is belangrijk omdat met name LDL en triglyceriden sterk beïnvloed worden door eten.
Wat betekenen de cholesterolwaarden?
HDL-cholesterol wordt gezien als een “goed” cholesterol en daarom is een hoge HDL-waarde beter dan een lage waarde. Een HDL lager dan 0,9 mmol/L wordt beschouwd als een hoger risico op hart- en vaatziekten. Waarden tussen 0,9 en 1,55 mmol/L betekenen in het algemeen een matig risico en waarden boven 1,55 wijzen op een laag risico op hart- en vaatziekten.
Het is gebruikelijk om te kijken naar de verhouding (ratio) tussen totaal cholesterol en HDL-cholesterol. Deze verhouding moet kleiner zijn dan 5, maar kleiner dan 3,5 is het best. Het is echter van groot belang om bij de beoordeling van deze verhouding ook te kijken naar de uitkomsten van de afzonderlijke tests. Voor een juiste interpretatie is altijd overleg met de huisarts nodig.
Hier vind je een tabel met belangrijke cholesterolwaarden; tabel
Recente ontwikkelingen laten zien dat niet alleen de concentratie van het HDL van belang is, maar ook de werkzaamheid van het HDL-deeltje.
Het komt voor dat de cholesterol verlaagd is bij ziekte, een paar dagen na een hartaanval of bij stress. Bij zwangerschap is de HDL-cholesterol dikwijls afwijkend (hoger of lager) ten opzichte van de normale situatie. Daarom is het beter om de test minimaal 6 weken na de zwangerschap uit te voeren.